Hoofdstuk 3: Kostprijs en nettowinst

Kostprijs verkochte goederen

Met de brutowinstopslag moeten alle kosten worden terugverdiend, en dan moet er ook nog een inkomen voor de eigenaar resteren. De drie kosten die vaak voorkomen :

  • Inkoopkosten: hieronder vallen alle kosten die samenhangen met de inkoop, zoals de kosten om de bloemen in te kopen op de veiling en bij de groothandel, het plaatsen van bestellingen bij verschillende pottenbakkerijen, de afhandeling van de lijnrijders!
  • Algemene kosten: dit zijn de kosten voor huisvesting, de interestkosten, de kosten van de financiële administratie en de kosten van de bedrijfsleiding.
  • Verkoopkosten: deze kosten houden rechtstreeks verband met de verkoop: bijvoorbeeld de loonkosten van de verkopers, de reclamekosten en de verzend- en bezorgkosten.

Een bedrijfsleiding die goed en slagvaardig wil reageren op veranderende omstandigheden dient over correcte en vooral duidelijke informatie te beschikken. Tot deze informatie behoort inzicht in het verband tussen de kosten en de prestaties van de onderneming. Het hanteren van een opslagpercentage dat en alle koste en de nettowinst omvat, is een te grove benadering om een goed inzicht in de kostenstructuur te krijgen. Als de winst lager zou uitvallen, is het heel moeilijk om uit te zoeken wat de oorzaak is.

Meer inzicht kan worden verkregen door te werken met verschillende opslagpercentages, al naar gelang de kostencategorie. In plaats van 1 opslagpercentage voor de brutowinst, krijgen we dan aparte opslagpercentages. Een voor de inkoopkosten, een voor de algemene kosten, een voor de verkoopkosten en een voor de nettowinst. De algemene kosten en de verkoopkosten worden echt ook vaak uitgedrukt in een percentage.

Om het gewenste inzicht in het verband tussen kosten en prestaties te krijgen moet goed nagedacht zijn over de berekening van de verschillende opslagen. Omdat de inkoopkosten rechtstreeks samenhangen met de inkoop, wordt de opslag voor inkoopkosten gerelateerd aan de inkoopprijs. Voor de opslag voor de overige kosten is de som van inkoopprijs en opslag inkoopkosten de basis de kostprijs van het verkochte product is de optelling van alle geschatte kosten.

De opslagmethode bij een handelsonderneming houdt in dat de totale inkoopkosten in een bepaald jaar worden uitgedrukt in een percentage van de inkoopprijs van alle ingekochte goederen in dat jaar. In het volgend jaar wordt de inkoopprijs van elke partij goederen met dit opslagpercentage verhoogd. 

3.2 kostprijs en nettowinst

Door de kostprijs te verhogen met de gewenste nettowinstopslag en door vervolgens rekening te houden met de omzetbelasting vinden we de gewenste verkoopprijs inclusief btw. De opslag percentages worden altijd berekend op basis van bedragen uit voorafgaande perioden. De inkoopkosten en de overige kosten kunnen in de lopende periode echte hoger zijn. Hierdoor kunnen de werkelijke cijfers soms afwijken. Daarom zal telkens onderzocht moeten worden of de opslagpercentages nog wel overeenkomen met de werkelijkheid.

3.3 vaste verrekenprijs

Wanneer de handelsonderneming producten verkoopt, waarvan de inkoopprijzen betrekkelijk weinig schommelen, is de berekening van de gewenste verkoopprijs sterk te vereenvoudigen door de voorraad te waarderen tegen een vaste prijs: de vaste verrekenprijs (afgekort vvp) de vaste verrekenprijs is opgebouwd uit de geschatte inkoopprijs en een opslag voor de dekking van de inkoopkosten. Het is de bedoeling de aldus berekende prijs voor langere tijd als voorraadwaardering te gebruiken. Een vaste verrekenprijs is gebaseerd op een schatting van het verloop van de inkoopprijzen in de komende periode. Daaruit volgt een verwachte gemiddelde inkoopprijs, die nog verhoogd wordt met een opslag voor inkoopkosten.

De overige kosten bestaan uit de verkoopkosten plus de algemene kosten. Door de overige kosten via een opslagpercentage van de vaste verrekenprijs aan de verkochte producten toe te rekenen, vinden we de kostprijs van de verkochte producten.

Een kostprijs is opgebouwd uit toegestane (of voorgecalculeerde) kosten. Voorafgaand aan een bepaalde periode heeft de bedrijfsleiding een schatting gemaakt van de inkoopprijs van de te verkopen goederen. Op grond van haar ervaring heeft zij vervolgens bepaald met welke bedragen (of percentages) ze deze inkoopprijs moet verhogen om e kostprijs van het product te vinden.