Hoofdstuk 2: Opbrengsten en kosten binnen een handelsonderneming

Handelsondernemingen staan, zoals elke organisatie, voor de taak antwoorden te vinden op vragen met betrekking tot allerlei financiële aspecten: investeren, financieren, administreren, calculeren etc.

2.1 Ontvangsten en uitgaven

In de loop van een jaar doet een handelsonderneming veel uitgaven, betalingen, en heeft ze ook veel ontvangsten. De ontvangsten komen in de regel uit de verkoop van de aangeboden producten. Van de goederen die de onderneming contant verkoopt, ontvangt ze de verkoopprijs direct op het moment van de verkoop. Als zo op rekening verkoopt, ontvangt ze de verkoopprijs pas enige tijd daarna.

Er kunnen ook andere oorzaken zijn ven het ontvangen van geld door een onderneming, als de eigenaar van de onderneming het eigen vermogen uitbreidt met contant geld, is er ook sprake van een geldontvangst het opnemen van een lening bij een bak heeft hetzelfde effect.

De gelduitgaven gedurende een bepaalde periode moeten voldaan worden uit de geldontvangsten in diezelfde periode of uit de voorraad liquide middelen. De uitgaven betreffen onder meer:

  • de betaling van de ingekochte producten: wanneer product contant zijn ingekocht, moet meteen bij de inkoop worden betaald; als op rekening is ingekocht wordt pas enige tijd na de inkoop betaald.
  • De betaling van de inkoopkosten: soms moet een handelsonderneming zelf betalen voor e vervoer- en verzekeringskosten van de ingekochte Deze bijkomende kosten verhogen uiteraard de inkoopwaarde van de ingekochte producten.
  • De loonkosten van het personeel: in de regel moet maandelijks het loon van het personeel, onder inhouding van loonbelasting en sociale premies, worden uitbetaald. De Loonbelasting moet worden afgedragen aan de belastingdienst en de sociale premies aan de uitvoeringsorganisatie van de sociale verzekeringen.
  • Interestbetalingen: opgenomen leningen leiden tot interestbetalingen. Afhankelijk van de soort lening moet deze intrest per maand, per kwartaal, per halfjaar of per jaar worden betaald. Soms is de interest bij vooruitbetaling verschuldigd, meestal echter wordt deze achteraf betaald.
  • Overige betalingen: bijvoorbeeld betalingen aan de openbare nutsbedrijven, bedrijven voor gas, licht, elektriciteit en water, betaling van gemeentelijke heffingen zoals onroerende zaakbelasting en milieuheffingen, administratieve uitgaven zoals, papier, schrijfmateriaal en postzegels, betalingen voor reclame aflossing van opgenomen leningen.

Ontvangsten en opbrengsten

Als een bedrijf geld ontvangt, per kas of op een bankrekening, spreken we van ontvangsten. Geldontvangsten die voortvloeien uit de levering van goederen of diensten noemen we opbrengsten. Omdat de opbrengsten samenhangen met bepaalde leveranties, zijn ze ‘gedateerd’ dat wil zeggen dat de opbrengsten ’toegerekend’ moeten worden aan de periode waar in aan de klant geleverd is.

Uitgaven en kosten

Uitgaven zijn betalingen. Als zon betaling gebeurt omdat de onderneming goederen of diensten heeft aangeschaft ten behoeve van haar productie, spreken we van kosten. Voorbeelden van kosten zijn de betalingen aan het personeel, loonkosten, de rentebetalingen in verband met opgenomen leningen, interestkosten, betalingen aan openbare nutsbedrijven, energiekosten, en betalingen in verband met de kosten van administratie en opslag van goederen, algemene kosten.

Niet alleen de inkoop van goederen en diensten leidt tot kosten. Ook de waardedaling van de kapitaalgoederen die de onderneming gebruikt, zijn kosten. Zo’n waardedaling leidt tot afschrijvingskosten. Deze kosten gaan niet gepaard met gelduitgaven. De uitgave heeft immers al in het verleden plaatsgevonden toen de ondermening het kapitaalgoed aanschaft, de investering. Wanneer de onderneming een lening aflost wordt er geld uitgegeven: er wordt geld aan de bank betaald. aflossing behoort echter niet tot de kosten. Het is immers terugbetaling van geld dat eerst gekregen was . wanneer er echter interest betaald wordt over de schuld wordt deze interestbetaling wel tot de kosten berekend.

Evenals de opbrengsten moeten ook de kosten worden ‘toegerekend’ aan de periode waarvoor ze zijn gemaakt. De inkopen van een handelsonderneming bijvoorbeeld hebben betrekking op de verkopen van een bepaalde periode. De betalingen voor deze inkopen worden daarom beschouwd als kosten van de verkopers. Betalingen in deze periode kunnen zodoende zijn aan te merken als kosten van de huidige periode of als kosten van voorafgaande perioden, dan wel als kosten van toekomstige perioden, afhankelijk van wanneer de verkoop van deze betaalde goederen plaatsvindt in de praktijk is het niet altijd gemaakt uit te maken wat de juiste periode is.

2.2 brutowinst

Een handelsonderneming koopt goederen in met het doel ze tegen een hogere prijs te verkopen. Het verschil is een beloning voor het collecteren en distribueren. het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs van een product noemen we brutowinst van dat product. De totale geldopbrengst van alle verkochte goederen in een periode samen is de omzet van een bedrijf over die periode. Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van die omzet is de behaalde brutowinst van die periode. De periode kan een jaar, maar ook een dag, een week , een maand of een kwartaal betreffen.

Brutowinstmarge

Uit de totale brutowinst die gedurende een bepaalde periode is behaald, moeten alle overige kosten worden betaald. Dit betreft onder meer het salaris van het personeel,  interest over eventuele leningen, verbouwingen aan het bedrijfspand, afschrijvingen van de winkelinrichting, enzovoorts. Daarnaast moet er nog een deel overblijven voor de eigenaar van het bedrijf. In veel branches verhoogt met de inkoopprijs van een product met een percentage om de gewenste verkoopprijs te bepalen. Dit percentage is de brutowinstopslag. Deze benadering is gebruikelijk als de ondernemer in staat is zelf de verkoopprijs vast te stellen .als de brutowinst wordt uitgedrukt int een percentage van de verkoopprijs noemen we dat de brutowinstmare. Deze benadering wordt vooral gehanteerd als de markt de verkoopprijs dicteert en de ondernemer daar zelf geen invloed op kan uitoefenen.